Lager onderwijs
Mens en maatschappij - Tijd
- 3.7 - De leerlingen kennen de grote periodes uit de geschiedenis en ze kunnen duidelijke historische elementen in hun omgeving en belangrijke historische figuren en gebeurtenissen waarmee ze kennis maken, situeren in de juiste tijdsperiode aan de hand van een tijdband.
- 3.9 - De leerlingen tonen belangstelling voor het verleden, heden en de toekomst, hier en elders.
- 3.10 - De leerlingen beseffen dat er een onderscheid is tussen een mening over een historisch feit en het feit zelf.
Nederlands - Luisteren
- 1.6 - De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie.
Nederlands - Spreken
- 2.10 - De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking, hetzij met hun eigen mening, hetzij met andere bronnen: tijdens een discussie met bekende volwassenen over een behandeld onderwerp passende argumenten naar voren brengen.
(Inter)culturele gerichtheid
- De leerlingen tonen bij de eindtermen Nederlands een (inter)culturele gerichtheid. Dit houdt in dat ze:
- verschillende cultuuruitingen met een talige component in hun omgeving exploreren en er betekenis aan geven;
- hun gedachten, belevingen en emoties bij ervaringen met de eigen culturele leefwereld in vergelijking met die van anderen verwoorden;
- uitgaande van het eigen referentiekader enige kennis verwerven over de diversiteit in het culturele erfgoed met een talige component en er waardering voor krijgen.
Sociale vaardigheden - Relatiewijzen
- 1.6 - De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren.
Muzische vorming - Beeld
- 1.1 - De leerlingen kunnen door middel van kunst- en beeldbeschouwing een persoonlijk waardeoordeel ontwikkelen over beelden en beeldende kunst van vroeger, van nu en van verschillende culturen.
- 1.2 - De leerlingen kunnen door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel) impressies opdoen, verwerken en erover praten.
Attitudes
- 6.2 - De leerlingen kunnen zonder vooroordelen naar kunst kijken en luisteren.
- 6.5 - De leerlingen kunnen respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.
Secundair onderwijs 1ste graad
A-Stroom
Historisch bewustzijn
Historische fenomenen situeren in een historisch referentiekader
- 8.1 - De leerlingen onderbouwen een historisch referentiekader met structuurbegrippen, scharnierpunten en kenmerken van een periode.
Tot beargumenteerde historische beeldvorming komen vanuit verschillende perspectieven
- 8.6 - De leerlingen vullen aan de hand van historische bronnen en vanuit een historische vraag op beargumenteerde wijze historische beeldvorming aan.
Over de complexe relatie tussen heden, verleden en toekomst reflecteren en deze duiden
- 8.8 - De leerlingen lichten binnen een gegeven probleemstelling de invloed van hun eigen standplaatsgebondenheid en die van anderen op historische beeldvorming toe.
Cultureel bewustzijn
Uitingen van kunst en cultuur waarnemen en conceptualiseren
- 16.1 - De leerlingen erkennen het belang van waargenomen kunst- en cultuuruitingen voor zichzelf en hun eigen leefwereld. (attitudinaal)
- 16.2 - De leerlingen onderscheiden via waarnemingen van kunst- en cultuuruitingen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp ervan.
- 16.3 - De leerlingen beschrijven aan de hand van aangereikte criteria de interactie tussen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp van kunst- en cultuuruitingen.
Uitingen van kunst en cultuur duiden in relatie tot de maatschappelijke, historische en geografische context waarin ze zich manifesteren.
- 16.4 - De leerlingen brengen kunst- en cultuuruitingen in verband met de context waarin deze voorkomen.
Uitingen van kunst en cultuur beleven en de waardering ervoor duiden
- 16.5 - De leerlingen drukken hun gedachten en gevoelens uit bij het waarnemen van kunst- en cultuuruitingen.
Sociaal-relationele competenties
- 5.4 - De leerlingen demonstreren in informele en formele relaties geschikte sociale vaardigheden.
B-stroom
Historisch bewustzijn
Historische fenomenen situeren in een historisch referentiekader
- 8.1 - De leerlingen situeren historische elementen uit hun leefwereld en kenmerkende historische fenomenen in tijd en ruimte op een gegeven tijdlijn en op een relevante kaart.
- 8.2 - De leerlingen herkennen voor elke historische periode van het courante westerse historische referentiekader enkele gegeven kenmerken.
Tot beargumenteerde historische beeldvorming komen vanuit verschillende perspectieven
- 8.4 - De leerlingen illustreren de beeldvorming van historische elementen uit hun leefwereld en van historische fenomenen.
Over de complexe relatie over heden, verleden en toekomst reflecteren en deze duiden.
- 8.5 - De leerlingen vergelijken het heden met het verleden voor historische elementen uit hun leefwereld en voor historische fenomenen.
- 8.6 - De leerlingen lichten toe hoe mythevorming van historische fenomenen de historische beeldvorming vervormt.
Cultureel bewustzijn
Uitingen van kunst en cultuur waarnemen en conceptualiseren
- 16.1 - De leerlingen erkennen het belang van waargenomen kunst- en cultuuruitingen voor zichzelf en hun eigen leefwereld. (attitudinaal)
- 16.2 - De leerlingen onderscheiden via waarnemingen van kunst- en cultuuruitingen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp ervan.
- 16.3 - De leerlingen beschrijven aan de hand van aangereikte criteria de interactie tussen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp van kunst- en cultuuruitingen.
Uitingen van kunst en cultuur duiden in relatie tot de maatschappelijke, historische en geografische context waarin ze zich manifesteren
- 16.4 - De leerlingen brengen kunst- en cultuuruitingen in verband met de context waarin deze voorkomen.
Uitingen van kunst en cultuur beleven en de waardering ervoor duiden
- 16.5 - De leerlingen drukken hun gedachten en gevoelens uit bij het waarnemen van kunst- en cultuuruitingen.
- 16.6 - De leerlingen wenden hun eigen expressieve ervaring aan om hun waardering voor kunst en cultuuruitingen uit te drukken.
Sociaal-relationele competenties
- 5.4 - De leerlingen demonstreren in informele en formele relaties geschikte sociale vaardigheden.
- 5.5 - De leerlingen dragen in groepsactiviteiten met een welomschreven opdracht actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat.