Eindtermen: edele dames en nobele heren in woelige tijden

 

Doorstroom finaliteit en dubbele finaliteit

Sleutelcompetentie 2: Competenties in het Nederlands

  • 02.08 / 02.07 - De leerlingen nemen doelgericht deel aan mondelinge en schriftelijke interactie.
  • 02.10 / 02.09 - De leerlingen zetten nieuw- en eerder verworven woordenschat in ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen.

Sleutelcompetentie 8: Competentie met betrekking tot historisch bewustzijn

  • 08.01 - De leerlingen bouwen een historisch referentiekader op met structuurbegrippen, scharnierpunten en kenmerken eigen aan de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.
  • 08.02 - De leerlingen lichten verbanden toe tussen de maatschappelijke domeinen voor westerse en niet-westerse samenlevingen uit de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. 08.02 De leerlingen lichten verbanden toe tussen de maatschappelijke domeinen voor westerse en niet-westerse samenlevingen uit de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.
  • 08.03 - De leerlingen lichten kenmerken toe van interculturele contacten tussen westerse en niet-westerse samenlevingen uit de middeleeuwen en uit de vroegmoderne tijd. 08.03 De leerlingen lichten kenmerken toe van interculturele contacten tussen westerse en niet-westerse samenlevingen uit de middeleeuwen en uit de vroegmoderne tijd.
  • 08.04 - De leerlingen vergelijken kenmerken van bestudeerde samenlevingen in eenzelfde periode en tussen periodes.
  • 08.08 - De leerlingen beantwoorden een historische vraag aan de hand van historische bronnen met betrekking tot de bestudeerde periodes en historische redeneerwijzen. 08.07 De leerlingen beantwoorden een historische vraag aan de hand van historische bronnen met betrekking tot de bestudeerde periodes en historische redeneerwijzen.
  • 08.09 - De leerlingen analyseren de invloed van de eigen standplaatsgebondenheid en die van anderen op historische beeldvorming met betrekking tot de bestudeerde periodes. 08.08 De leerlingen lichten de invloed toe van de eigen standplaatsgebondenheid en die van anderen op historische beeldvorming met betrekking tot de bestudeerde periodes.
  • 08.10 - De leerlingen lichten betekenissen toe die men geeft aan historische fenomenen uit de bestudeerde periodes.

Sleutelcompetentie 16: Cultureel bewustzijn en culturele expressie

  • 16.01 - De leerlingen brengen kunst- en cultuuruitingen in verband met de context waarin ze voorkomen.
  • 16.02 - De leerlingen reflecteren over eigen beleving bij uiteenlopende kunst- en cultuuruitingen.
  • 16.03 - De leerlingen lichten toe hoe een kunstwerk vanuit vorm en inhoud betekenis geeft.

 


Arbeidsmarkt finaliteit

Sleutelcompetentie 2: Competenties in het Nederlands
  • 02.07 - De leerlingen nemen doelgericht deel aan mondelinge en schriftelijke interactie.
  • 02.09 - De leerlingen zetten nieuw- en eerder verworven woordenschat in ter ondersteuning van hun communicatieve handelingen.

Sleutelcompetentie 8: Competentie met betrekking tot het historisch bewustzijn

  • 08.01 - De leerlingen situeren historische fenomenen in tijd en ruimte op een gegeven tijdlijn met de courante historische periodes en op een kaart.
  • 08.04 - De leerlingen leggen aan de hand van voorbeelden gelijkenissen, verschillen en verbanden uit tussen vroeger en nu.
  • 08.03 - De leerlingen lichten betekenissen toe van historische fenomenen.

Sleutelcompetentie 16: Cultureel bewustzijn en culturele expressie

  • 16.01 - De leerlingen brengen kunst- en cultuuruitingen in verband met de context waarin ze voorkomen.
  • 16.02 - De leerlingen reflecteren over eigen beleving bij uiteenlopende kunst- en cultuuruitingen.
  • 16.03 - De leerlingen lichten toe hoe een kunstwerk vanuit vorm en inhoud betekenis geeft.