Vroegste geschiedenis
Uit opgravingen op de plaats waar het kasteel nu staat, is gebleken dat de grond tot rond 1200 als akkerland in gebruik is. Iets later verschijnen enkele houten constructies op de site. Pas rond 1300 verrijst aan de westzijde een rechthoekige zandstenen gebouw dat wellicht vooral een representatieve functie had.
In de vroege 14de eeuw evolueert de site tot een heuse versterking met een vrij regelmatig vijfhoekig grondplan. Het geheel wordt opgetrokken in Lediaanse zandsteen en bestaat uit een poortgebouw met houten kantelbrug aan de oostkant, drie ronde torens, een vierkante donjon en weermuren die het gebouw en de torens met elkaar verbinden. De volledige site is omringd met een slotgracht. Een ophaalbrug bij het poortgebouw vormt de enige toegang.
Wat het bouwproject zo bijzonder maakt, is dat het al van bij de aanvang een anachronisme blijkt. De stenen versterking is ontworpen om belegeraars af te slaan en kandidaat-belegeraars te ontmoedigen. Alleen, op dat moment, begin 14de eeuw, is dergelijke constructie al voor een groot deel achterhaald. De aanvalswapens zijn ondertussen in die mate ontwikkeld dat een klassieke stenen burcht niet langer de gewenste bescherming biedt. Kanonnen worden in een razend tempo krachtiger en doeltreffender en zelfs metersdikke verschansingen kunnen niet meer op tegen de steeds zwaardere impact van deze nieuwe technologie. De burcht van Laarne is in de eerste plaats een prestigeproject. Het is een constructie die ontzag inboezemt en de macht en de rijkdom van de heer etaleert.
Flandria Illustrata, 1641
Uitbreiding van de versterking
Vrijwel meteen na die eerste bouwfase in het begin van de 14de eeuw wordt de sloophamer gezet in de weermuur aan de huidige voorzijde (tussen de donjon en de actuele ingang), om die te vervangen door een woonvleugel. In de loop van de 15de en de 16de eeuw krijgt het kasteel een nieuwe noordwestelijke vleugel, met twee niveaus van elk één kamer. Die vleugel bestaat nu nog, met op de benedenverdieping een zomersalon en op de eerste verdieping een slaapkamer, allebei met een laat 18de-eeuws interieur.
Zowel het poortgebouw als de donjon krijgen een dak. De tweede verdieping van die vierkante meestentoren krijgt een herbestemming tot gerechtskamer, inclusief twee cellen. In 1607 wordt deze kille en schemerige ruimte het beangstigende toneel van de beruchte heksenprocessen van Laarne. Zes vermeende heksen worden er verhoord en gefolterd en vier van hen krijgen een veroordeling tot de brandstapel.
Een tekening van het kasteel in het historische werk Flandria Illustrata van Antonius Sanderus uit 1641 geeft een goed beeld van hoe het kasteel er toen uitzag. Het slot is omringd door een brede gracht, de houten ophaalbrug ter hoogte van het middeleeuwse poortgebouw biedt nog steeds de enige toegang, vlakbij ligt een mooi aangelegde moes- en siertuin, en het complex is omgeven door een boomgaard, velden en bos.
Jan Van Brouchoven
Het kasteel krijgt zijn definitieve vorm
In de 2de helft van de 17de eeuw verandert het kasteel ingrijpend van aanblik. Eerst komt er een prestigieuze galerijvleugel bij, met luchtige gangen op elk niveau en een statige trapzaal met fraaie bogen, die aansluit op een stijlvolle vestibule. De gevels krijgen nieuwe raamopeningen, terwijl oude worden gedicht. Aan de oostzijde (huidige voorzijde) gaan de aanbouw van een zandstenen triomfpoort – de huidige entree – en de nieuwe stenen brug met de aandacht lopen. Links van die nieuwe toegang wordt nog een vleugel toegevoegd. Om de symmetrie te respecteren, gebeurt dat aan de waterkant in zandsteen en aan de zijde van de binnentuin in baksteen. In die vleugel vind je op de benedenverdieping nu de plechtstatige ridderzaal en op de eerste verdieping de zaal met de zilvercollectie Claude D’Allemagne.
Voor het kasteel wordt een strak symmetrische, vierkante erekoer aangelegd, met op de vier hoeken quasi identieke paviljoenen. Die werden een tijdlang gebruikt als schuur en stal, en boden later onderdak aan vaste personeelsleden, zoals de portier, de koetsier, de hovenier en zelfs de eigen kapelaan.
De ingrijpende verbouwingen missen hun effect niet. Ze hebben het kasteel veranderd van een sombere vesting in een luxueus zomerverblijf met residentieel karakter. De kasteelheer verantwoordelijk voor deze make-over heet Geraard van Vilsteren, een vrome katholiek uit de Noordelijke Nederlanden, die zich daar tussen de protestanten onveilig voelt, naar het zuiden afzakt en in Laarne een slot koopt. Hij bewoont het domein naar het voorbeeld van zijn voorgangers uit de 15de en de 16de eeuw enkel tijdens de warme zomermaanden. In de winter huist hij in de stad, in een woning die meer comfort biedt dan het nauwelijks te verwarmen kasteel.
De komst van Geraard van Vilsteren leidt dé bloeiperiode van Laarne in. Zo hertrouwt zijn weduwe met Jan van Brouchoven, thesaurier van de Zuidelijke Nederlanden onder Spaans bewind. Hun luxueuze levensstijl bedraagt jaarlijks zowat 70.000 gulden, een bedrag dat ze uitgeven aan eten, kleding, meubelen, koetsen, paarden en meer dan dertig bedienden.
Robert de Ribaucourt
Verdere lotgevallen van het slot
Het kasteel overleeft de troebelen van de late 17de en 18de eeuw zonder al te veel kleerscheuren. Het ontsnapt aan de zware verwoestingen die de troepen van Lodewijk XIV in en rond Laarne aanrichten en in de nasleep van de Franse Revolutie beperken de sansculotten zich tot het beschadigen van de kapel en het stukslaan van de wapenschilden.
In de loop van de 19de eeuw verliest het kasteel zijn functie als zomerresidentie en het blijft geruime tijd onbewoond. Bij de aanvang van de 20ste eeuw wordt graaf Robert de Ribaucourt eigenaar. Hij wil het kasteel aanpassen aan de eigentijdse woonnormen en neemt daartoe de Leuvense architect Pierre Langerock onder de arm, die de plannen tekent voor een algehele metamorfose. Maar ze zullen – op enkele kleine wijzigingen na – nooit uitgevoerd worden. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en het plotse overlijden van de jonge – en enige – zoon van de graaf doorkruisen de realisatie. Het kasteel blijft onbewoond en vervalt zienderogen.
Van 1923 tot 1927 woont auteur Jef Crick in de noordvleugel. Het inspireert hem tot het schrijven van De ridder van het slot van Laarne. Baron Charles Gillès de Pélichy wordt de volgende beheerder. Hij verwerft het hele domein voor een symbolische frank in erfpacht op voorwaarde dat hij de broodnodige restauraties laat uitvoeren. Dat laatste lukt hem evenwel niet: de investeringen die zich opdringen, blijken financieel niet haalbaar en de werken vallen stil.
Bescherming, restauratie en openstelling
In 1943 wordt het kasteel beschermd als monument en tien jaar later schenkt graaf De Ribaucourt het aan de vzw Vereniging der Historische Woonsteden van België. Die laat het kasteel restaureren en richt het in met kunstvoorwerpen, meubelen en tapijten die voornamelijk uit de 17de eeuw stammen. Al in 1967 wordt het opengesteld voor het publiek. Vanaf 1986 volgt een nieuwe restauratiegolf en in 1996 wordt aan het kasteel de prestigieuze Europa Nostra Award toegekend, een blijk van erkenning voor de glansrijke wijze waarop het bijna ruïneuze slot in zijn oorspronkelijke luister werd hersteld.
Op 1 juli 2022 heeft de vzw Historische Woonsteden en Tuinen van België het kasteel van Laarne in erfpacht gegeven aan de vzw Herita, die de waterburcht verder zal beheren, onderhouden, restaureren en openstellen voor het publiek, zodat deze en komende generaties ten volle kunnen genieten van deze schitterende erfgoedsite.
© Véronique Lambert