Tijdens de restauratiewerken in Kasteel Beauvoorde wordt ook het vast meubilair verplaatst. Geen hoekje of kantje ontsnapt aan het oog van de specialisten. Zo geeft het kasteel steeds meer van zijn geheimen prijs.
Bij het verplaatsen van de koorstoelen in de kapel, bleek er een nis in de noordoostelijke muur (rechts van het altaar) te zitten. Die nis is eigenlijk een lavabo die tijdens de middeleeuwen in alle kerken en kapellen aanwezig was en waarin de priester het liturgisch vaatwerk en de handen waste.
Een sacrale gootsteen
In middeleeuwse kerken en kapellen waren bijna altijd nissen in de muren aangebracht. Die konden verschillende functies hebben: in de sacramentsnis werd de hostie voor de mis bewaard en een andere nis kon bedoeld zijn om het liturgisch vaatwerk in te bewaren. Een bijzondere nis was de piscina. Die bevond zich meestal in de muur rechts van het altaar. Dat is ook zo in de kapel van Kasteel Beauvoorde.
De term piscina is het Latijnse woord voor ‘wasbekken’. Een andere benaming is ‘lavabo’ dat eveneens Latijn is en letterlijk ‘ik zal wassen’ betekent. De piscina is dus eigenlijk een sacrale gootsteen.
Voor de consecratie moest de priester de handen wassen en na afloop moest ook het vaatwerk dat met de hostie en de wijn (het lichaam en het bloed van Christus) in aanraking was gekomen, gereinigd worden. Het water dat hiervoor gebruikt werd, mocht niet gewoon worden weggegooid. Het kon immers het bloed of lichaam van Jezus bevatten. Het gebruikte water vloeide via een afvoer in de kerkmuur naar buiten en kwam terecht op gewijde grond, meestal het kerkhof. Soms werd er een gewijde drupsteen geplaatst die het heilige water opving.
Detailfoto nis
Vuil en heilig water, vliegen en spinnen
Tot de 12de eeuw bevatte de lavabo meestal één bekken, maar in 1204 bepaalde paus Innocentius III dat er twee bekkens moesten zijn. Hij vond het ongepast dat het ‘vuile’ water (van het wassen van de handen van de priester), vermengd werd met het ‘heilige’ water (van het reinigen van de vingers en de kelk die met het lichaam en bloed van Christus in aanraking waren geweest).
In 1288 bepaalde de bisschop van Luik dat, wanneer er miswijn op een kledingstuk terecht was gekomen, deze stof afgescheurd moest worden en verbrand. De as diende ook via de piscina weggespoeld te worden. Ook als er een spin of vlieg in de kelk viel, moest het insect boven de piscina worden gecremeerd. Soms was er naast de piscina een rituele stookplaats om dat soort zaken te verbranden.
Oorspronkelijk gebruikte de priester een kan om boven het wasbekken water over de handen te gieten. Zeker vanaf de late middeleeuwen hing in de nis een handlavabo: een appelvormige ketel met links en rechts een tuit die soms in een slangenkop eindigde.
Lavabo (koperlegering, ijzer), ca. 1450-1500.
© Amsterdam, Rijksmuseum, Inv. BK-NM-1332
De kapel voor restauratie
Verborgen lavabonis achter koorbanken
Nostalgie
De kapel van Kasteel Beauvoorde kwam tot stand tijdens de laatste restauratiefase (1879) die Merghelynck liet uitvoeren volgens de plannen van de Ieperse architect Heynincx. Bij de constructie van de kapel liet Arthur Merghelynck dus ook een middeleeuwse lavabo in zijn neogotische kapel laten aanbrengen. Zijn liefde voor het verleden laat zich ook in dit detail zien!
De piscina in de kapel van Kasteel Beauvoorde was niet functioneel bedoeld. Hij is niet voorzien van een afvoer en er is ook geen mogelijkheid om een handlavabo op te hangen. De nis verdween later – vermoedelijk in 1906, toen ook het altaar geplaatst werd – achter een rij koorstoelen.
De kapel is trouwens nooit als kapel gebruikt. Ze was ook niet gewijd. Maar voor Merghelynck was het belangrijk dat er een kapel in het kasteel was, net zoals dat in vroegere eeuwen in de meeste kastelen het geval was, dus wellicht ook in Beauvoorde.
Meer blogartikels lezen